
Het eeuwige leven van een gewoon mens
Ome Grim
Een leven binnen meerdere dimensies

Ik ben geboren op 3 juni 1954 om 05.30 uur in de stad Utrecht. Mijn vader werkte hier en moeder zorgde voor 3 keuters, terwijl een vierde als snel op weg bleek.
Het gezin woonde op de bovenverdieping van een huis aan de Gansstraat van de Domstad. Ik weet niet of het betreffende huis aan deze straat nog bestaat en plaats heeft moeten maken voor de nimmer aflatende sloopzucht van plaatselijke autoriteiten; maar het huisje was zo miniem dat je met een beetje moeite de rand van het dak zou kunnen aanraken. Een echte arbeiderswijk á la Coronation street in het klein.
Mijn ouders huurden deze bovenverdieping van het huisje van de familie Jan Grim. Jan en zijn vrouw woonden beneden.
Ik kan me nog goed de opgang naar boven her - inneren: een smalle trap die als een slang omhoog kronkelde richting kleine kinderwereld die toen de mijne was. Hier zie ik nog hoe moeder mijn jonge zus Lies als baby verzorgde op het typische kinderdressoir dat toen in zwang was. Hier zaten we met z'n drieën ook op het bed om enige minuten de weldadige stralen van een 'hoogtezon' te ondergaan. Hier poetsten we onze tandjes met een borstel van varkenshaar en tandpasta uit de tube waarop het kopje van een terriër stond afgebeeld. Allemaal kleine herinneringen van kleine mensen aan dingen die niet meer bestaan.
Wie ik wel heel goed kan herinneren en voor mij als volwassen persoon tot nu toe bestaat, is ome Jan Grim. Ome Grim was automonteur en hij had het enorme vermogen in zich om uit gespaarde onderdelen een Fiat 500 samen te stellen. Dit feit alleen al, deed Jan Grim in mijn ogen uitstijgen boven een menselijke maat. Daar kwam nog bij dat hij door mijn ouders gevraagd was om bij mijn doop als peetoom te fungeren. Er was dus sprake van een bijzondere band tussen deze technische geweldenaar en mijn bescheiden persoon.
Na een kort verblijf in Nijmegen, waar ik van mijn ouders als verjaardagscadeau een prachtige Amerikaanse jeep met trappedalen kreeg, (hier zijn nog hele leuke foto's van, helaas niet meer in mijn bezit. Mijn oudere broer Frans en zuster Josee kregen beiden een fiets. Op de foto's kun je de jaloerse blikken van hen zien, terwijl ik frank en vrij langs hen heen trappel met een blijde lach op mijn toen nog knappe kindergezicht. Voor deze misstap heb ik echter de rest van mijn leven moeten boeten.) verhuisden we naar Valkenburg.
Ome en tante Grim kwamen af en toe afgezakt naar het Limburgse Valkenburg en namen dan altijd een kleinigheid voor mij en de anderen mee. Ik zag altijd uit naar hun komst; ook al was het voor mijn ouders een uitgekiende oplossing om deze twee mensen in het gezelschap van een steeds mee uitbreidende kinderschaar achter te laten en zelf op vakantie te gaan.
Ik weet nog goed hoe ik op een zonnige dag samen met ome Grim van Valkenburg naar Maastricht reed om inkopen te doen bij V&D. Samen zaten we in de door hem gebouwde Fiat 500 en de wereld kon in mijn ogen niet beter zijn. Ik hoor nog altijd hoe zijn droge handen bij ieder bocht over het stuurwiel schuurden en ruik nog die aparte geur van de wagen: een menging van leer, olie en benzine. Tietallen jaren later zag ik een zelfde soort autootje staan en vroeg de eigenaar of ik even binnenin mocht kijken. De Fiat 500 had nog de originele leren stoelen en rook tot mijn grote ver - bazing precies zo als de auto van ome Grim. Het is dus een eigenschap van de oldtimer zelf.
Bij iedere afslag zette ome Grim de richtingaanwijzer aan en tot mijn grote verbazing en plezier sprong er dan een lichtgevend armpje uit de zijkant van de auto die de juiste richting aangaf. Wat een lol.
Ome Grim kwam in 1966 langs in Middelkerke aan de Belgische kust waar het gezin ondertussen uitgebreid tot zeven kinderen z'n vakantie vierde. Ook dit keer verdween zeker mijn vader als sneeuw voor de zon en bleven ome en tante Grim achter om voor deze bende te zorgen.
Dit laatste verblijf te midden van ons opgroeiende kinderen was teveel voor ome Grim. Ik zie nog hoe hij opgegeven moment in huilen uitbarstte. Hij kon deze zorg niet meer aan.
Een jaar later bevond ik mij in het Bisschoppelijk College te Roermond. Ik voelde mij niet echt thuis en belde af en toe mijn moeder. Tijdens een van deze gesprekken vertelde zij mij dat ome Grim was gestorven. Ik werd als door een bliksemschicht getroffen en wist niets anders dan wat te stamelen. Tot overmaat van ramp gebeurde er iets opmerkelijks. Het telefoongesprek werd plots onderbroken door een harde vrouwenstem. Deze beweerde dat zij van de politie was en dat de lijn niet langer door ons bezet kon worden , maar opgeëist werd door politie. Ik weet zeker dat dit gebeurd is. Ik verzette me en zei dat ze me niet moest storen. 'Ik stoor niet', brulde het manwijf en verslagen hing ik op.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn leed over het heen - gaan van ome Grim authentiek was en zeer groot. Zo groot dat de ziel van ome Grim na zijn overgaan besloot om bij mij te blijven. Het contact tussen mijn ouders en de familie Grim was niet van dien aard dat het lang is blijven bestaan. Ik ben zelf ooit in het begin van de jaren 1970 een bezoekje gaan brengen aan tante Grim. Ik weet niet meer hoe dit verlopen is, maar kan me het kleine huisje nog voor de geest halen met zijn antieke meubeltjes en de ouderwetse platen - speler/radio.
Het moet wel een kort bezoek zijn geweest en misschien hadden we elkaar niet veel meer te vertellen. Als jonge gast kreeg ik natuurlijk andere interesse en moest ook met studie en vakkeuze aan de bak. Toch geneer ik me dat tante Grim geheel uit mijn belangstelling verdween. Des te meer nu ik weet dat zij pas in 1985 gestorven is. Ik had haar toch nog eens kunnen bezoeken. maar zo gaat dat met een jongeman die de wereld wil veroveren.
Ome Grim is echter aanwezig gebleven. De eerste helft van mijn leven had ik hier geen weet van.. Op latere leeftijd begon ik hem te bemerken en in de stilte van mijn eenzame gedachten sprak ik dan tot hem. Ik kreeg natuurlijk geen antwoord zoals wij dat gewend zijn. Het was meer als een idee die als een zachte windvlaag langs de slapen streek.
Vijftien jaar geleden kreeg ik een bevestiging. Ik was in therapie bij een counselor. Zij was regressiespecialiste en helderziende. Enige dagen voor de afspraak met haar zag ik ome Grim voortdurend voor mij : gekleed als hij was in een bruingrijs streepjeskostuum. Zijn gezicht was wat lang met een gebogen neus en een rond brilletje. Zijn haren had hij achterovergekamd en rijkelijk voorzien van brillecream, zoals toen gebruikelijk. Zij vertelde mij die bewuste dag dat ik omgeven was door veel zielen onder wie een man die nogal aan de aarde gehecht bleek. Wanneer het mij goed ging, dan was zijn aangezicht naar voren gericht. Ging het mij daarentegen slecht dan wendde hij mij de rug toe. Nou, dacht ik, dan moet hij mij vaak de rug hebben toegekeerd. Opeens kwam ome Grim in mijn gedachten en ik vroeg haar de man te omschrijven. Zij beschreef dus precies ome Grim en hoe hij er uit zag tijdens zijn leven.
Af en toe denk ik aan ome Grim en praat ook wel eens met anderen over hem. Dan kraakt geheid een kast of fluit er ergens een vogel. De ziel die ooit een man en oom was, leeft na zijn aardse leven in een andere dimensie naast mij. Ik ben hem dankbaar.
Ik ben ook anderen dankbaar die mijn levenspad gekruist hebben en volgens een kosmische berekening met elkaar in verband staan in verhouding tot de over - lappende tijden binnen een mensenleven. Dank je wel ome en tante Grim, dank je wel Wil Emans, dank je wel Noblesse en dank je wel Leo Riemens.